VERON afdeling Friese Wouden
Afdelingsblad 'CQ Friese Wouden'
door PAoLH
Een T-tuner met een ringkern
De hier getoonde schakeling is gebouwd door K2JHU en is
bruikbaar van 10 tot 80 m met de aangegeven componentwaarden.
Principe
Eerst iets over het eigenlijke afstemgedeelte van deze
antenneaanpasser. Met dit type 7-tuner valt in wezen ALLES aan te passen, zowel
sterk inductieve I capacitieve als zeer hoogohmige belastingen, dit in
tegenstelling tot de Z-match. De Z- match heeft een zeer beperkt
impedantiebereik (van circa 10 -250 ) en is eigenlijk bedoeld voor het optimaal
afstemmen van resonante antennes die coax gevoed zijn. Daarom zijn zowel in- als
uitgang van commerci‰le tuners van het type Z-match met coax connectoren
uitgevoerd... Wanneer we C2 kortsluiten I weglaten hebben we een tuner met
slechts twee afstemorganen, de 'omgekeerde-L' tuner. Met deze eenvoudige L/C-
combinatie valt alles aan te passen. Alleen aIs de belasting zeer laagohmig en
inductief is lukt het niet. In dat geval sluiten we echter C1 kort en maken we
gebruik van C2. We kunnen in principe dus met een condensator volstaan, Om
praktische redenen is echter gebruikgemaakt van twee condensatoren.

De spoel
Als zelfinductie is in dit ontwerp gekozen voor een ringkern
om een compact geheel te construeren. Meestal werd hier een rolspoel toegepast.
Dat is overigens voor de hogere frequenties niet direct ideaal gezien de
mechanische constructie van een rolspoel. De hier toegepaste spoel is een
ringkern T106-6 van Arnidon (kleur geel, p = 8), gewikkeld met 40 windingen. Dit
resulteert in een berekende zelfinductie van 1S,S pH.
De condensatoren
Voor QRP gebruik kunnen de afstemcondensatoren kleine
exemplaren zijn met mica / plastic isolatie tussen de platen (type
transistorradio). De capaciteit nemen we liefst zo groot mogelijk (500 pF) zodat
het bereik van de aanpasser wordt vergroot. De condensatoren dienen ge‹soleerd
opgesteld te worden en voorzien te worden van hoogfrequent isolerende knoppen.
Wanneer we de aanpasser voor hogere vermogens willen gebruiken, passen we
condensatoren toe met luchtisolatie en een redelijke spatie. Geschikte
exemplaren zaten in de zender BC653 uit de tweede wereldoorlog. Ze zijn nog wel
te vinden op de radio vlooienmarkt, maar zijn redelijk prijzig. Bovendien passen
we bij hogere vermogens een keramische hoogfrequent isolator tussen afstemknop
en draaicondensator toe.
De schakelaar
De kwaliteit van de toegepaste schakelaar is ook
vermogensafhankelijk. Als de schakelaar meer standen heeft dan bijvoorbeeld
twaalf dan maken we meer taps op de spoel.
Werking
Wanneer we een antenne willen aanpassen draaien we C2 op
maximale capaciteit en maken een optimale SWR met C1 en de schakelaar. Lukt dit
absoluut niet, zet dan C1 op maximale capaciteit en probeer het opnieuw met C2.
Het vermogensverlies in dit type tuner is zeer laag. Hoe minder componenten hoe
minder verlies... Wellicht is het rendement van deze tuner met een luchtspoel in
plaats van de ringkern iets gunstiger. Wie kan hier, gebaseerd op praktische
ervaringen, iets zinnigs over zeggen?
In het schema zien we ook nog de schakeling getekend van een
SWR-indicator. De werking berust op het brugprincipe. In de stand 'foreward'
wordt de helft van de aangeboden hoogfrequent spanning gedetecteerd met behulp
van de spanningsdeler bestaande uit twee weerstanden van 1 k en de
germaniumdiode 1N34A. In de stand 'reflected' is de brug slechts in balans
wanneer de uitgang van de SWR-brug 50 ziet (juiste aanpassing). De
uitgangsimpedantie van 50 staat dan in serie met R2. Dit levert 100 op. Deze 100
parallel aan R1 zorgt ervoor dat de zender ook weer 50 ziet. Als de brug in
balans is zal het meetinstrument niks aanwijzen. Wijkt deze impedantie af van 50
dan zal de 1N34, of een moderne Europese germaniumdiode, een spanning detecteren.
Een voordeel van dit type meetbrug is dat de zender nog een
redelijk ohmse belasting ziet wanneer er volledige misaanpassing plaatsvindt aan
de uitgang, omdat in de stand 'reflected' een weerstand van 100 parallel aan de
ingang wordt geschakeld. De toegepaste weerstanden dienen inductieloos te zijn.
Het vermogen van R1 en R2 hangt af van het vermogen van uw
zender. Bij een vermogen van 10 W dient R1 5 W te zijn en R2 2,5 W. Dit geldt
als de SWR 1: 1 is en bij een constante draaggolf. In de praktijk kan het
vermogen van de weerstanden kleiner zijn daar het 'tunen' slechts kortstondig
duurt.