Vermogens meten
Tja, dit is eigenlijk een overbekende
janboerenfluitjes-methode. Gewoon eerst de gelijkspanning op de HF trap meten en
daarna de gelijkstroom. Bij een transceiver meet je het verschil in stroom
tussen key-up en key-down. Bij gewone torren is het uitgangsvermogen ongeveer
50% van het opgenomen vermogen. Niet erg nauwkeurig, maar het geeft een
indicatie van het vermogen.
Frequentie meten (oscillator)
Dit kan met de dipmeter in de stand 'rechtuit' (diode). De
dipmeter werkt dan als rechtuit-ontvanger met een diodedetector. Over het
algemeen is dit geen nauwkeurige methode, maar voldoende om te kijken of een
frequentie 'in de buurt' zit. Bovendien is de dipper meestal niet zo heel
gevoelig. Een goede kortegolfontvanger is veel gevoeliger en nauwkeuriger.
Doordat je het signaal gewoon kunt horen, kun je tevens controleren of het 'schoon'
en niet vervormd is. Ook vind je heel snel eventuele harmonischen terug.
Frequentie meten (afgestemde kringen)
Ook dit gaat uitstekend met de dipmeter. De spoel van de
dipmeter in de buurt van de spoel van de te meten kring houden en de dipmeter
afstemmen. Ik 'hang' vaak mijn afgestemde kringen eerst los in elkaar voordat ik
ze in het circuit bouw. En stem ze vooraf af (op HF wil dit nog wel, hi) Een
parallelkring kun je gewoon zo dippen, een seriekring moet je eerst even
kortsluiten.
Meten van een onbekende C of L
Een onbekende C meet ik door er een bekende L parallel aan te
solderen en de resonantiefrequentie te meten met de dipmeter. Met behulp van
berekening bepaal ik dan de onbekende C (b.v. via een spreadsheet op de
computer). Voor een onbekende L pas je hetzelfde toe door een bekende C te
gebruiken.
Meettruc voor ringkernen en ingeblikte L's
Ik maak vrij regelmatig gebruik van MF-spoeltjes (Toko, etc.)
Deze zitten zo goed ingepakt dat ze nauwelijk te meten zijn met een dipmeter.
Deze spoeltjes zijn eigenlijk trafo'tjes met een hele grote en een hele kleine
spoel. De grote spoel zit aan de kant met de drie pennetjes en de kleine aan de
kant met de twee pennetjes. De grote spoel wordt meestal gebruikt voor het
resonerende gedeelte van de kring. Soldeer aan de kleine spoel een handgewikkeld
spoeltje van ongeveer 3 a 4 windingen en met een diameter die gemakkelijk om de
dipmeterspoel schuift. Door deze impedantie omzetting is de spoel wel goed te
meten met de dipper. Met een ringkerntje kun iets soortgelijks doen: wikkel een
paar hulpwindingen (2 a 3) bij de ringkern. Soldeer hier weer een handgewikkeld
spoeltje parallel aan en dippen maar.
Nauwkeuriger dippen ('joepdippen')
Ik gaf al eerder aan dat de dipmeter nogal grof en weinig
nauwkeurig werkt. Daarvoor kun je de volgende truc toepassen. Ik begin met
dippen en 'zoek' daarna het signaal van de dipmeter terug op mijn
kortegolfontvanger (immers in de dipstand is de dipper gewoon een oscillator)
Als ik een kring afstem dan zet ik eerst mijn ontvanger op de
resonantiefrequentie waar ik de kring op wil hebben en begin dan te dippen.
Tegelijkertijd luister ik op de kortegolfontvanger. Draai ik bijvoorbeeld mijn
dipmeter van een hogere naar een lagere frequentie terug en hoor eerst mijn
dipmeter 'langskomen' (joep) en ik zie daarna pas een 'dip' dan zit mijn kring
te laag afgestemd. Na enig afstemmen is de joep en de dip op hetzelfde moment en
is mijn kring afgestemd.
Snel een transistor meten
Dit trucje las ik in een oud afdelingsblad van de Veron (Friese
meren). Als je een universeelmeter op de collector en de emitter van een
transistor aansluit (let even op de polariteit) dan moet je een zeer hoge
weerstand meten. Druk nu met een vinger gelijktijdig op zowel de collector als
de basis. Er wordt een soort voorschakel weerstandje (door de vingerhuid) gecre‰erd
waardoor de weerstand tussen collector en emitter aanzienlijk zal moeten
vertragen. Tevens geeft het enige indicatie van de versterkingsfactor van de tor:
hoe lager de weerstand wordt, hoe hoger de versterkingsfactor.
73, Arjen - PA4VA